Wat kunnen boeren doen en wat kunnen consumenten doen voor een terugkeer van de veldleeuwerik en andere akkervogels? Raymond Klaassen legde zijn niet mis te verstane standpunten voor.
Met een idyllisch plaatje schetst hij een beeld uit vroeger tijden. Een weelderige akker, rijk aan vele dieren en planten. En een hoopvolle foto: een gele kwikstaart met zijn bek propvol langpootmuggen voor zijn jongen. Maar in de afgelopen vijftig jaar is het aantal patrijzen in ons land met 93 procent afgenomen. En waren veldleeuweriken ooit vrijwel ontelbaar, daarvan is 98 procent verdwenen. “Dat zijn serieuze afnames. En niet alleen deze vogels: soort na soort is afgevallen. Ik wil de akkervogel beschermen.”
Raymond Klaassen is vogelonderzoeker aan de RUG en kwartiermaker Deltaplan Biodiversiteitsherstel Visie. “Het is indrukwekkend wat we in Nederland voor opbrengsten hebben kunnen bereiken in de akkerbouw. Maar het heeft negatieve effecten: veel minder biodiversiteit, een uniform landschap en belasting van de bodem.” Dat het niet goed gaat met de biodiversiteit, zien we vooral aan de hand van deze teruggang in akkervogels, vertelt hij, en hetzelfde geldt voor insecten.
Dat ligt overigens niet aan één ding, houdt Klaassen zijn publiek voor tijdens het symposium Op Terp Hoogte. Vaak gaat het over intensivering, zoals kunstmest, ploegen en pesticiden. Maar er zijn meer grote veranderingen geweest in de landbouw. Een tweede factor is dan ook schaalvergroting, met het verlies van habitats zoals struweel en overhoekjes. Ten derde worden er steeds minder soorten gewassen verbouwd.
Voedsel en broedplekken
Maar gelukkig zijn er manieren om de biodiversiteit op de akkers te herstellen. Om het toe te spitsen op de akkervogel: daarvoor is voldoende voedsel nodig en veilige plekken om te broeden.
“Het belangrijkste middel daarbij is agrarisch natuurbeheer.” Hij noemt direct een kanttekening: “De reikwijdte daarvan is beperkt.” Uit onderzoek kwam naar voren dat kruidenrijke akkerranden en bermen om bijvoorbeeld tarwevelden wel degelijk helpen. Daar vindt onder meer de veldleeuwerik zijn voedsel. De tarwevelden op hun beurt bieden een veilige broedplek. Daar legt de leeuwerik zijn eerste broedsel, en met redelijk succes: één van de vier kuikens vliegt uit. Het tweede broedsel is in gras, wanneer de tarwe te hoog is. “En daar gaat het mis. De maaimachine komt voordat de kuikens kunnen vliegen. Onder de streep heb je dan niks aan agrarisch natuurbeheer.”
Luzerne
Wat er tijdens het onderzoek uitsprong, was luzerne. Dat wordt later gemaaid. “En het is ook nog eens goed voor stikstof en de bodemstructuur. Luzerne bij de bieten, de aardappelen en de granen zetten zou dus een supergoed idee zijn. Toch worden boeren er niet blij van: luzerne levert nog minder op dan tarwe. En duurzaamheid is alleen mogelijk met een goed verdienmodel. Anders gaat de boer failliet.”
Drie knoppen
Wat voor de vogels en insecten nodig is, zegt Klaassen, is om aan alle drie de knoppen te draaien: extensiever, kleinschaliger, met ook struweel, en ten derde verschillende soorten gewassen waarmee je voldoet aan de behoeften van verschillende soorten vogels. Niet dat er alleen kleine percelen moeten zijn, voegt Klaassen toe.
Hij geeft ook aan wat voor de boeren nodig is om dat te kunnen doen. “Als de aardappelen een beetje duurder worden, en je biertje en het brood, dan geeft dat de boer speelruimte voor luzerne.”
Waarderen
“Hoe meer variatie, hoe meer soorten we krijgen of beter gezegd: terugkrijgen, en hoe meer biodiversiteit in het algemeen. Door strokenteelt, of door verplicht bepaalde gewassen te telen. Of door op zoek te gaan naar natuurlijke gradiënten in het landschap die we hebben weggemoffeld. Dus: wat past op deze plek? Daarin moet je de bodem en ook de landschapshistorie meenemen. Je krijgt daardoor ook nog eens heel specifieke regionale biodiversiteit.”
Dat levert wel minder productiviteit op, beseft Klaassen. “Maar naast biodiversiteit ook meer natuurlijke processen, gevarieerde landschappen en een gezondere leefomgeving. Daarvoor zouden we boeren moeten waarderen!”